De Tweede Wereldoorlog

Elk jaar in september staan we stil bij de Slag om Arnhem en de hoge prijs die voor onze vrijheid is betaald. Vaak zien we de Tweede Wereldoorlog als een oorlog van democratieën tegen dictaturen, een oorlog waar het ging om democratische waarden. Toch is dat beeld te simplistisch: de Sovjet Unie – een totalitaire staat – speelde een cruciale rol in de overwinning tegen Nazi-Duitsland (en haar bondgenoten Slowakije, Hongarije, Roemenië, en Bulgarije); het democratische Finland vocht vier jaar lang zij aan zij met Duitsland tegen de Sovjet Unie; talloze voorvechters van het herstel van democratie in de Baltische staten namen dienst in het Duitse leger om te vechten tegen de Russische bezetting; de Verenigde Staten aarzelde lang voor het deel zou nemen aan de oorlog. Het Atlantisch Handvest van 1941 rept niet over democratie. Bovendien waren Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in 1938 nog bereid het democratische Tsjecho-Slowakije op te offeren om Nazi Duitsland tegemoet te komen.

Dat het verhaal gecompliceerd is laat ook de herdenking van de Slag zien. Aan de Poolse bijdrage is lange tijd vooral lokaal aandacht besteed en pas sinds 2005 door de Nederlandse staat; daaronder ligt wellicht het ongemak verscholen dat in 1939 Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk weliswaar vanwege Polen ten strijde trokken, maar dat de Westerse geallieerden in 1944 onmachtig waren toen het Russische leger aan de rand van Warschau halt hield en wachtten tot het Duitse leger de Poolse vooral niet-communistische opstandelingen hadden verslagen. Ook moesten zij onder Russische druk schoorvoetend akkoord gaan met een totale verschuiving van Poolse landgrenzen en landverhuizing van miljoenen Polen (en Duitsers). De 250.000 Polen die aan Westerse zijde meevochten bleven achter met lege handen.

 

De wederopbouw

De nederlaag van Duitsland en Japan leidde tot een uitzonderlijke situatie waarin de overwinnaars een nieuw, democratisch systeem invoerden. Zelfs de Sovjet Unie hanteerde daarbij de terminologie van volksdemocratieën, ook al had men daarbij een geheel ander systeem voor ogen dan de westelijke staten. Democratie kwam dus als overwinnaar uit de strijd na een periode (1918-1939) waarin democratie nog niet zoveel gezag als staatsvorm genoot als later: het Interbellum wordt gekenmerkt door een opkomst van autoritaire en totalitaire staten ten koste van de prille democratieën die met name na de Eerste Wereldoorlog in veel Europese landen was ingevoerd. Het duidt erop dat in het publieke debat democratie al eerder in grote mate werd bekritiseerd zowel door elite als de bevolking. Ook wijst het ons erop dat democratie moet wortelen – meerdere generaties zijn nodig om het idee van democratie te laten beklijven. Landen die nog pas een of twee generaties een democratie zijn, zijn wellicht extra kwetsbaar. Toch staat de democratie ook onder druk in landen met een lange democratische traditie, zoals de Verenigde Staten, Zweden en wellicht ook Nederland.

Na de Tweede Wereldoorlog kende de wereld meerdere democratiseringsgolven. De dekolonisatie vanaf 1945 leidde tot een toename van het aantal democratieën. Deze golf werd weer gevolgd door een golf aan staatsgrepen of andere regimewijzingen die het aantal democratieën weer terugbracht, vaak omdat deze nieuwe regimes nuttige bondgenoten bleken voor de Verenigde Staten en de Sovjet Unie in hun onderlinge Koude Oorlog. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw zien we echter een kentering wanneer veel militaire regimes (met name in Latijns Amerika en Zuid Europa) het veld ruimen voor een burgerlijk regime. Na het eind van de Koude Oorlog kende de democratie haar finest hour: volgens Francis Fukuyama had de geschiedenis haar lange tocht naar een ideale staatsvorm beëindigd: ieder omarmde na de val het communisme het idee van de liberale democratie: democracy was the only game in town.

 

Democratisch verval in de 21e eeuw

In de 21e eeuw is weinig meer over van het optimisme van de jaren negentig, ook niet in Europa: het uiteenvallen van Joegoslavië door toedoen van autoritaire leiders als Milosevic (Servië) en Tudjman (Kroatië) leidde tot gewelddadige conflicten die we eigenlijk niet meer voor mogelijk hadden gehouden. In landen als Belarus, Rusland en Turkije versterkten autoritaire leiders hun positie en beperkten de democratische vrijheden in hun landen. Zelfs binnen de Europese Unie was er sprake van een beperking van democratische kenmerken in landen als Polen en Hongarije waarbij hun leiders dat verdedigden onder het mom van een andere visie op democratie, namelijk illiberal democracy. De Europese Unie zelf werd steen des aanstoots voor verschillende politieke groeperingen die zich zorgen maken over het democratisch tekort van de Europese Unie. Ook in Nederland voelen veel burgers zich buitengesloten van de macht. Buiten Europa zien we vergelijkbare tendensen onder autoritair ogende leiders als Trump, Bolsonaro en Duterte.

In de literatuur spreken we over ‘democratic backsliding’, de afbrokkeling van de democratie. Dit begrip behoeft enige toelichting. Ten eerste gaat het om een omschrijving van een goed functionerende democratie: daartoe behoort allereerst een rechtstaat waar onafhankelijke rechters de burgers beschermen tegen een overheid die hun rechten aantast; daarnaast gaat het om het effectief waarborgen van politieke en burgerrechten die zo functioneren dat alle burgers worden vertegenwoordigd, en zich vertegenwoordigd voelen, in het politieke systeem en dat in dit politieke systeem sprake is van alternation, oftewel van afwisseling van de macht; ten slotte vereist democratie een publieke ruimte waar vrij en open debat plaatsvindt, hetgeen een vrije pers veronderstelt. Ten tweede gaat het om het begrip ‘afbrokkelen’. Hoewel democratieën soms eindigen door een staatsgreep of revolutie (bijvoorbeeld Griekenland 1967), duidt afbrokkelen op het langzaam verminderen van de kwaliteit van een democratie. Dit gebeurt soms als bewuste strategie van democratisch gekozen politici die hun macht willen vergroten, soms onderhuids als bijproduct van hoe de overheid werkt of als gevolg van gebeurtenissen buiten de samenleving, zoals door criminele organisaties. De kwetsbare gebieden zijn daarbij: het bewaren van de onafhankelijkheid van rechters; het bewaren van de mogelijkheid voor burgers om zicht te organiseren in het maatschappelijk middenveld (civil society), de vrijheid van de pers. Daarnaast kan het ook plaatsvinden doordat de politiek feitelijk weinig zeggenschap meer heeft over beslissingen voor de samenleving of omdat bepaalde groepen systematisch weinig gehoor vinden bij de politiek. Afbrokkeling duidt dan ook op veel meer zaken dan de vaak gesignaleerde kloof tussen burger en politiek.

Gelukkig zijn er ook mensen betrokken bij het wel en wee van democratie. Zij zetten zich in voor behoud en versterking van democratische idealen. We vinden deze strijders in alle maatschappelijke geledingen. Tijdens de conferentie besteden wij in het bijzonder aandacht aan deze strijders: denk daarbij aan journalisten, politici, militairen, docenten, juristen en betrokken burgers. Wij richten ons daarbij speciaal op de komende generaties die onze democratische idealen zullen moeten uitdragen.